Schikking bereikt in EHRM-zaak over voorlopige hechtenis
Opnieuw is gebleken dat Nederland verdachten te gemakkelijk in voorlopige hechtenis plaatst en de beslissingen daarover onvoldoende motiveert: de zaak die Bram Horenblas hierover aanspande bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), eindigde niet in een veroordeling, maar wel in een schikking met schadevergoeding voor cliënt.
Wat is er gebeurd?
Cliënt werd verdacht van de bezit en productie van amfetamine en hiervoor in voorlopige hechtenis genomen. Op verschillende momenten verzocht de verdediging om schorsing van de voorlopige hechtenis, zo ook tijdens het hoger beroep tegen verlenging van het bevel gevangenhouding op 21 december 2022. Op dat moment was onder andere onderzocht of schorsing met enkelbandtoezicht mogelijk was, en dat was het geval. De verdediging had verder betoogd dat cliënt zijn familie uiteen dreigde te vallen en hij zijn goede naam, reputatie en legale bronnen van inkomsten dreigde te verliezen.
Het hof stelde vast dat alleen nog de recidivegrond aanwezig was, maar weigerde toch om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof motiveerde zijn besluit met slechts enkele zinnen. Het hof stelde dat het strafvorderlijk bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder moet wegen dan het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing daarvan. De gestelde gestelde persoonlijke omstandigheden zouden minder zwaar wegen dan de ernst van de feiten waarvan verdachte wordt verdacht en de aard van de gronden. Het hof verwees naar een eerdere veroordeling en naar een lopend hoger beroep, maar repte met geen woord over de mogelijkheid van schorsing met enkelbandtoezicht.
Tegen dit besluit diende de verdediging een klacht in bij het EHRM. Daarin klaagde de verdediging onder meer dat artikel 5 lid 3 EVRM geschonden was omdat de beschikking van het hof onvoldoende gemotiveerd was.
Op 27 november 2023 gaf het EHRM te kennen dat de klacht ontvankelijk was. In dat bericht vatte het EHRM de relevante feiten samen en gaf aan partijen de gelegenheid om er onderling uit te komen. Dat bericht kunt u teruglezen op de website van het EHRM of door te klikken op deze link.
De Staat der Nederlanden bood uiteindelijk aan om een schikking te betalen van € 1.500 en dat bod werd geaccepteerd. Hierop schrapte het EHRM de zaak van de lijst bij besluit van 11 april 2024. Ook dat besluit kunt u teruglezen op de website van het EHRM of door te klikken op deze link.
Wat houdt de schikking in?
De schikking houdt in dat de Staat der Nederlanden een schadevergoeding moet betalen van € 1.500. Een uitspraak over het recht is daarmee niet gegeven. Toch kan men daar eenvoudig een erkenning in lezen dat Nederland de grondrechten van het EVRM in deze zaak niet heeft gerespecteerd.
Meer weten?
Bent u op zoek naar een advocaat om een klacht in te dienen bij het EHRM? Dan bent u bij Van Meekren Advocatuur aan het juiste adres. Onze contactgegevens vindt u hier.